De Leidse gemeenteraad heeft afgelopen avond bijna unaniem ingestemd met de regionale retailvisie. Na een lange discussie stemde alleen de eenmansfractie van de Partij voor de Dieren tegen. Een aantal wijzigingsvoorstellen haalde het niet en dus maakt de Herenstraat geen deel uit van de ‘Regionale Detailhandelsstructuur 2025’ zoals die nu door een zestal gemeenten is vastgesteld.
Chris de Waard in gesprek met woordvoerder Christiaan van Minnen van de Herenstraat-winkeliers.
Het is de vraag of dat veel verschil gaat uitmaken. Belangrijkste reden voor de regio om de visie op te stellen is de teruggang van het aantal benodigde winkels door veranderend koopgedrag van consumenten die steeds vaker online hun inkopen doen. De Leidse wethouder Strijk van economische zaken rekende de gemeenteraad al eens voor dat Nederland 50 miljoen inwoners nodig heeft om ervoor te zorgen dat alle bestaande winkels levensvatbaar zijn.
Chris de Waard in gesprek met wethouder Robert Strijk over de aangenomen retailvisie.
Veel partijen vinden de Herenstraat wel heel waardevol voor Leiden. De raad heeft daarom wel uitgesproken dat de Doezastraat en de Herenstraat als een winkelgebied gezien moeten worden. En omdat de Doezastraat tot de binnenstad wordt gerekend, geldt dat nu ook voor de Herenstraat. Inclusief ondersteuning van het Centrummanagement Leiden.
Enkele partijen, het CDA voorop, wilde eigenlijk een stap verder gaan en de retailvisie aanpassen zodat de Herenstraat er alsnog deel van zou gaan uitmaken. Angst voor ruzie met de regio voorkwam zo’n aanpassing. De retailvisie aanpassen stuitte namelijk op grote bezwaren van wethouder Strijk. Die zou dan immers in de regio moeten gaan uitleggen dat Leiden een ander besluit had genomen dan de buurgemeenten. En daarmee zou er geen sprake meer zijn van een gezamenlijk gedragen visie en zou de hele besluitvorming overnieuw moeten in alle andere gemeenten.
De raad is de Herenstraat-winkeliers op nog een punt tegemoet gekomen. In de straat is transformatie van winkelpanden naar een andere functie nu mogelijk, maar de raad wil daar zelf zeggenschap over hebben. Het mandaat ligt daarom niet meer bij het college maar bij de raad zelf.
De mogelijkheid van transformatie werd door het college steeds gebracht als een groot voordeel. Eigenaren van leegstaande winkelpanden kunnen er dan tenminste iets anders mee. De keerzijde van de medaille is dat de overige winkels bij vergaande transformatie in een minder interessant gebied komen te zitten. Strijk snapt het sentiment wel, maar stelt er tegenover dat hij alleen maar inspeelt op ontwikkelingen die zich nu eenmaal voordoen. “Wij sluiten als gemeente geen winkels,” zegt hij al maanden keer op keer.
9 reacties
In deze regionale retailvisie is kennelijk geen plaats ingeruimd voor de sociale functie van een buurtwinkel.
Met name oudere wijkbewoners met een fysieke beperking zijn sterk afhankelijk van bereikbaarheid van een buurtwinkel voor hun eerste levensbehoeften. Wanneer zo’n buurtwinkel moet sluiten, omdat die niet meer past in de regionale retailvisie, is er voor deze bewonersgroep nauwelijks een alternatief. Daarvoor kun je niet een blik mantelzorgers opentrekken. Het huidige vlekkenplan van deze regionale retailvisie voorziet niet in deze kleinschalige behoefte. Voor de kleinere gemeenten die aan dit convenant hebben deelgenomen geldt de functie van de buurtwinkel als minder urgent. Kleine gemeente hebben niet zo’n sterke behoefte aan een buurtwinkel, omdat iedere winkel in het centrum van een dorp al een intrinsieke functie als buurtwinkel heeft.
De discussie gaat over levensvatbaarheid van winkelcentra. Niet over andere functies. Natuurlijk zijn er ook andere functies. Maar van de sociale functie kan de schoorsteen bij een buurtwinkel niet roken… Zie V&D, we vonden het allemaal zonde dat deze ‘publiekstrekker’ verdween, maar blijkbaar kochten we er met zijn allen te weinig om de boel rendabel te houden.
Sociale cohesie is geen speerpunt van dit liberale college. Grootschalige hobbies en megalomanie in het centrum, waar om de retail nieuwbouw juist leegstand ontstaat. Wat wil je ook met dat gratis geld en negatieve renten uit Frankfurt. Zeepbellen. Juist de kleinschalige winkelgebieden hebben kans deze online tijd te overleven. Daar zitten nog kundige betrokken winkeliers, die de tijd voor je nemen en ook nog wel eens de buurtroddels kennen ;))
Zojuist zie ik dat de financiele/vastgoed instellingen in Europa opnieuw forse klappen krijgen (Brexit, Italie). Het gratis geld werkt niet meer. Na 25 jaar neoliberalisme en schuldenmaken komt de keiharde afrekening. Even doorbijten, maar het wordt kleiner en fijner. Ook in Leiden.
Kan de heer Dent zijn bewering “Juist de kleinschalige winkelgebieden hebben kans deze online tijd te overleven.” onderbouwen? De tendens is namelijk aantoonbaar anders. De kleinschalige winkelgebieden moeten het steeds meer afleggen, terwijl de binnenstedelijke kernen aan belang winnen i.c.m. grootschalige winkelketens (Ikea, BCC, diverse meubelzaken) op uitleglocaties en grote winkelcentra buiten de stad. De heer Dent verlangt terug naar de jaren 50 van de vorige eeuw.
@Wim de Leeuw, De regionale retailvisie gaat inderdaad over de economische levensvatbaarheid van winkelcentra. De discussie zou echter ook moeten gaan over de sociale meerwaarde en bijdrage van buurtwinkels in de kwaliteit van leven in een woonwijk. Als bij voorbeeld de winkel van de Spar in de Herenstraat zou sluiten, zou dat betekenen dat veel ouderen in die wijk met hun rollator die winkel niet meer kunnen gebruiken voor hun dagelijkse boodschappen. Een alternatief van AH XL op het 5 mei plein is dan voor hen niet haalbaar. Die mensen zijn dan voortaan aangewezen op thuishulp, mantelzorg, burenhulp e.d. voorzover beschikbaar. Het voor beeld van de ontmanteling van de winkelketen V&D is geen goed voorbeeld over waar het hier over gaat. Of een buurtwinkel levensvatbaar kan draaien is in deze discussie nauwelijks van belang. De sociale meerwaarde ervan is nauwelijks in geld uit te drukken. Hoewel: de economische bijdrage van mantel- en buurtzorg is groot. Volgens de wetten van het economisme is alles wat geen geld opbrengt onbelangrijk. Daar ben ik het wat betreft buurtwinkels niet mee eens.
Grootwinkelbedrijven hebben nogal wat verkooppersoneel, overhead, goedbetaalde CFO’s en CEO’s, retail adviseurs en investeerders die allen uit de ruif moeten eten. Er is altijd een kritische massa nodig om te overleven, maar ook genoeg publiek dat de moeite neemt om niet alleen te kijken, maar ook te kopen. Snelle aanpassingen aan de markt zijn door de inertie van zulke grootwinkels moeilijker te realiseren. V&D ging niet alleen ten onder door te laat in te spelen op het veranderend consumentgedrag, maar ook door de horde neoliberale lemmingen in de vorm van snelle winst hedgefunds uit de VS en het VK. Door de branchevervaging en “verkleding” van menig grootwinkel is het publiek steeds meer uitgekeken op meer van hetzelfde. De kleine ondernemers met veel vakkennis, goede sociale vaardigheden en contacten in de buurt hebben in deze zin een voordeel. De buurtwinkels overleven wonder boven wel nog de online crisis. Het persoonlijk contact in plaats van het anonieme karakter van de grootwinkel is eveneens een groot voordeel. Inderdaad ook in onze wijk is het kleine winkelcentrum een plaats van ontmoeting tussen jong en oud, ondernemers en wijkgenoten. Kleinere winkelgebieden hebben een goede kans in de wijken met name als het aanbod verschilt van die van de megawinkels in het centrum van een stad. En men de kwaliteit van dat aanbod aantrekkelijk houdt zodat de lokale klanten blijven komen. Mijn betoog is dat de kleinschaligheid het gaat winnen van de grootwaanzin van sommige bestuurders. Ik mag misschien in de jaren 50 denken, maar de menselijke maat telde tenminste nog in die tijd. Goeie ouwe tijd.
Ik zou graag willen dat Harry Drent gelijk heeft, maar ik vrees dat de kleinschaligheid het niet zonder steun van de overheid gaat redden. Dat betekent dan ook dat een buurtwinkel in een woonwijk alleen levensvatbaar blijft, wanneer meerwaarde ervan ook door de politiek wordt erkend en gesteund. De lokale kruidenier, bakker en drogist kunnen alleen overeind blijven, wanneer iedereen daar de waarde van inziet. Het buitensluiten van buurtwinkels in een regionale retailvisie helpt daar niet bij. Dat levert op termijn alleen een rechtvaardiging voor een sterfhuisconstructie.
De Raad heeft de kwetsbare positie van buurtwinkels al ter harte genomen (https://leiden.notudoc.nl/cgi-bin/showdoc.cgi/action=view/id=1551008/type=pdf/M.160005.3_aanvaard_GL_Bescherm_bloeiende_buurtwinkels.pdf). Er is een motie aangenomen van GroenLinks en de VVD om de buurtwinkels in Leiden in bescherming te nemen.
Correctie. Deze motie is unaniem aangenomen door de Raad. Over deze motie stond niets in het persbericht.